In mei vorig jaar vond het tweede Schuiling Congres plaats, bedoeld voor aardrijkskunde docenten, IVN / Natuur-gidsen, leden van historische verenigingen etc., die geïnteresseerd zijn in het aardkundige en geografische vakgebied. De ochtend bestond uit lezingen en in de middag werden er verschillende excursies georganiseerd o.a. naar een tweetal mogelijke pingoruïnes.
Bij het Siepelveen is één boring verricht, op een plek aan de oostzijde van het water. Het met berkenbos begroeide terrein steekt als het ware een stukje het water in. Uit de boring kon geen harde conclusie worden getrokken, maar er werd onder een dunne venige laag als snel dekzand aangetroffen.
Tijdens de vrijwilligersdag van Landschapsbeheer Drenthe in 2016 was er ook een boring gedaan. Deze vond plaats aan de zuidwestzijde. Ook hier zat men vrijwel meteen in het zand en vormde de veenlaag slechts een dunne en recente laag.
Hieruit zou je kunnen concluderen dat het Siepelveen waarschijnlijk geen pingoruïne is, maar een uitblazingskom. Ook qua vorm lijkt dit beter te passen. Één van de deelnemers aan het congres gaf echter te kennen dat het wel heel erg diep water was… Hoe diep wist niemand. Een definitief antwoord op in aanhef gestelde vraag is er dus niet.
De hoge rug aan de zuidzijde (zie foto onder) is in ieder geval een stuifzandrug en geen randwal !