Menu

Vereniging Dorpsbelangen Schipborg

Productie van zonnestroom zonder salderen

Tot 2020 is door salderen voor kleinverbruikers nog geld te verdienen aan de productie van zonnestroom . De vraag is of dat na 2020 zonder salderen ook nog mogelijk zal blijven.

Salderen
De meeste zonnestroom wordt overdag tussen 11:00 en 16:00 uur en in het zomerhalfjaar geproduceerd, dus op tijden dat de behoefte aan stroom klein is. In de avond en in het winterhalfjaar, wanneer de behoefte aan stroom het grootst is, is de productie aan zonnestroom gering. Om zonnestroom voor kleinverbruikers (maximaal 3 x 80 Ampère aansluiting) aantrekkelijk te maken, heeft de overheid het salderen ingevoerd. Salderen houdt in dat stroomleveranciers teruggeleverde zonnestroom op hun stroomrekening verrekenen met aan het stroomnet onttrokken stroom. Hierdoor wordt de prijs voor teruggeleverde stroom, inclusief energiebelasting, opslag duurzame energie en BTW, gelijk aan de prijs voor stroom die het stroomnet levert.

Salderen maakt het bovendien mogelijk het stroomnet zonder kosten als opslagplaats voor zonnestroom te gebruiken. Overdag en in het zomerhalfjaar opgewekte zonnestroom kan daardoor zonder problemen ook in de avonduren en in het winterhalfjaar aan het stroomnet worden onttrokken.
Het enige nadeel van salderen is dat, bij uitval van het stroomnet ook de productie van zonnestroom stopt.















Geplaatst op 15/04/2015

BTW en zonnestroom
Wie regelmatig en tegen vergoeding zonnestroom teruglevert aan stroomleveranciers wordt vanaf 1 april 2013 door de Belastingdienst gezien als BTW-ondernemer. Voor teruggeleverde zonnestroom, evenals voor rechtstreeks verbruikte zonnestroom moet BTW betaald worden. Voor teruggeleverde zonnestroom is dat de BTW op een prijs van op het moment ongeveer 7 cent per kiloWattuur (kWh). Voor de BTW op zelf verbruikte zonnestroom komt daar nog eens de energiebelasting en opslag duurzame energie bij, tot een prijs ongeveer 19 cent per kWh.

Als de BTW voor aanschaf en installatie van het zonnepaneelsysteem hoger is dan de dat jaar verschuldigde BTW, dan heeft de kleinverbruiker recht op teruggaaf van het saldo.
Stel dat de BTW voorbelasting op aanschaf en installatie van een zonnepaneelsysteem voor de productie van 3.500 kWh per jaar, het gemiddelde stroomverbruik van kleinverbruikers in Nederland, ¤ 1.350 is. Als over een jaar 2.400 kWh wordt teruggeleverd aan het stroomnet en 1.100 kWh rechtstreeks verbruikt, dan is de verschuldigde BTW 2.400 x ¤ 0,07 x 0,21 = ¤ 44 plus 1.100 x ¤ 0,19 x 0,21 = ¤ 35, tezamen ¤ 79. Van de Belastingdienst kan dan over dat kalenderjaar het saldo van ¤ 1.350 - ¤ 79 = ¤ 1.271 worden terugontvangen.
In principe moet over elk kalenderjaar BTW op opgewekte zonnestroom worden betaald. Op grond van de Kleine-ondernemingsregeling hoeft echter door kleinverbruikers alleen BTW te worden betaald, als het saldo van verschuldigde BTW en daarop in mindering te brengen voorbelaste BTW hoger is dan ¤ 1.345. Kleinverbruikers zullen deze grens in de praktijk nooit bereiken, zodat over hun opgewekte zonnestroom geen BTW meer verschuldigd is.

Kleinverbruikers kunnen zich vanaf 1 april 2013 tot vijf jaar na aanschaf van een zonnepaneelsysteem als BTW-ondernemer bij de Belastingdienst melden. Daaraan zijn wel verschillende administratieve verplichtingen verbonden, waaronder een regelmatige BTW aangifte bij de Belastingdienst. Als dat bezwaarlijk is, kan er van afgezien worden zich als BTW-ondernemer aan te melden. Maar dan kan er uiteraard ook geen aanspraak gemaakt worden op teruggaaf van BTW.

Om op de BTW-aangifte de verschuldigde BTW te kunnen aangeven moet de over een bepaalde periode teruggeleverde en direct zelf verbruikte stroom bekend zijn. Daarvoor is een‘slimme’ meter nodig. Omdat nog lang niet iedereen daarover beschikt, kan voorlopig worden volstaan met het aangeven van door de Belastingdienst vastgestelde forfaitaire bedragen, die zijn gekoppeld aan het productievermogen van het zonnepaneelsysteem. Tussen de 2.001 en 3.000 kWh is dat bijvoorbeeld een verschuldigde BTW van ¤ 60 per jaar, tussen 3.001 en 4.000 kWh van ¤ 80 per jaar en tussen 4.001 en 5.000 van ¤ 100 per jaar. Bedragen die in de praktijk vanwege de Kleine-ondernemingsregeling dus nooit betaald hoeven te worden.

Huidig verdienmodel zonnestroom
De kwaliteit van zonnepanelen wordt uitgedrukt in Wattpiek per vierkante meter. Op dit moment ligt de standaard rond 150 Wattpiek per vierkante meter. De komende jaren zal dit naar verwachting stijgen tot 300 Wattpiek per vierkante meter. De ervaring leert, dat de prijs van zonnepanelen daarbij niet of nauwelijks zal toenemen. De prijs per Wattpiek zal hierdoor dalen, tegelijk met het voor een bepaalde hoeveelheid zonnestroom benodigde zonnepaneeloppervlak en installatiemateriaal.

Onder ideale omstandigheden kan een zonnepaneel in Nederland over een levensduur van 25 jaar per Wattpiek jaarlijks gemiddeld 0,8 kWh zonnestroom produceren. Er wordt daarbij uitgegaan van een kwaliteitsachteruitgang over die 25 jaar van 20%. Voor een productie van 3.500 kWh zonnestroom per jaar is dan 4.350 Wattpiek nodig. Bij de huidige prijs van ¤ 1,50 (exclusief BTW) per Wattpiek betekent dat ongeveer ¤ 6.500. Het zonnepaneelgedeelte daarvan is ¤ 5.700 en heeft, bij een levensduur van 25 jaar en een rentevoet van 2% (eigen geld) een annuïteitfactor van 0,05122. De omvormer van ¤ 800, met een levensduur van 12,5 jaar, heeft een annuïteitenfactor van 0,09121. De jaarlijkse kosten voor beheer en onderhoud kunnen op globaal 2% van de totale investeringskosten worden gesteld.
De kostprijs van zonnestroom per kWh is dan te berekenen door de totale jaarlijkse kosten 0,05122 x ¤ 5.700 + 0,09121 x ¤ 800 + 0,02 x ¤ 6.500 = ¤ 495 te delen door de jaarlijks geproduceerde 3.500 kWh zonnestroom. Dat levert dan 14 cent per kWh.

De huidige prijs die voor netstroom betaald moet worden is, inclusief BTW, ongeveer 23 cent per kWh. Het huidige verdienmodel voor zonnestroom met salderen geeft dan onder ideale omstandigheden voor kleinverbruikers een ‘winst’ van 23-14 = 9 cent per kWh. Bij een investering van ¤ 6.500 voor 3.500 kWh zonnestroom per jaar levert dat ¤ 0,09x3.500 = ¤ 315 op, een rendement van 4,8%.

Verdwijnen van salderen in 2020
Salderen is nadelig voor overheid en voor stroomleveranciers. De overheid loopt belastingen mis en stroomleveranciers missen niet alleen omzet, maar moeten de op hun stroomnet ‘geparkeerde’ zonnestroom, ook nog op tijdstippen dat daar geen enkele behoefte aan bestaat op de stroommarkt maar zien kwijt te raken.
Door de snelle stijging van het in Nederland opgestelde vermogen aan zonnepanelen lopen de kosten van salderen voor overheid en stroomleveranciers steeds verder op. Het gaat inmiddels al om de honderden miljoenen euro’s per jaar. Dat gaat dus veranderen.

In 2020 zal naar verwachting salderen vervangen gaan worden door een voor kleinverbruikers veel minder gunstige regeling. De overheid wil zijn belastinggelden veilig stellen en de stroomleveranciers willen hun kosten vergoed zien. De prijs voor teruggeleverde zonnestroom zal dan van de huidige effectief 23 cent per kWh dalen tot 7 cent per kWh , dus ver beneden de huidige kostprijs van zonnestroom. Daarmee verdwijnt tegelijkertijd ook het huidige daarop gebaseerde positieve verdienmodel voor kleinverbruikers.

Een positief verdienmodel voor zonnestroom zonder salderen, dus zonder gratis ‘parkeren’ van overtollige zonnestroom op het stroomnet, zal niet kunnen zonder een betaalbaar alternatief voor dit opslaan van overtollige zonnestroom. Dit zou dan ook een goede koppeling mogelijk maken tussen de min of meer gelijkmatige productie van zonnestroom uit zonnepanelen overdag en het vaak (koelkasten, verwarmingspompen, wasmachines, vaatwassers, koffiezetapparaten) onregelmatig verbruik daarvan in huishoudens. Alle zonnestroom die niet direct gebruikt of tijdelijk opgeslagen kan worden zal immers met verlies aan het stroomnet moeten worden teruggeleverd.

Een bijkomend voordeel van een opslagsysteem voor zonnestroom is minder afhankelijkheid van het stroomnet. Bij stroomnet uitval zal de zonnestroomproductie niet meer stoppen, terwijl afhankelijk van de capaciteit van het opslagsysteem, ook langere perioden van stroomnet uitval in eigen beheer kunnen worden overbrugd.

Voor huishoudelijk gebruik kan het bij opslagsystemen voor overtollige zonnestroom in de praktijk alleen om stroomopslag in accu’s gaan.

Prijsontwikkeling netstroom

Op dit moment kost netstroom inclusief BTW rond de 23 cent per kWh. Door het bij de kleinverbruikers neerleggen van de stroomkosten uit het Nationale Energieakkoord 2013 van de Nederlandse overheid met een veertigtal belangengroeperingen, zal de prijs van netstroom de komende jaren fors gaan stijgen. Over 15 jaar gaat het daarbij om het verdelen van een bedrag van rond de 50 miljard euro over het stroomverbruik van 7,6 miljoen huishoudens in Nederland. Bij een gemiddeld stroomverbruik per huishouden van 3.500 kWh per jaar moet dan 50 miljard euro worden verdeeld over 15 jaar x7,6 miljoen x3.500 kWh= 400 miljard kWh. Dit levert dan een prijsstijging op van 12,5 cent per kWh, gemiddeld ¤ 435 per huishouden per jaar. Opgeteld bij de huidige 23 cent per kWh zal dit de komende jaren leiden tot een prijsstijging voor netstroom tot rond 35 cent per kWh.

Kwaliteitsontwikkeling zonnepanelen
De komende jaren zal, bij het op de markt komen van superzonnepanelen van 300 Wattpiek per vierkante meter, de prijs per Wattpiek kunnen dalen van ¤ 1,50 naar ¤ 0,85 (exclusief BTW). De prijs voor een systeem met een jaarproductie van 3.500 kWh zonnestroom daalt dan tot rond ¤ 3.700, waarin weer een bedrag van ¤ 800 voor de omvormer. Immers, hoewel de omvang van zonnepanelen en installatiematerialen halveert, blijft de hoeveelheid om te vormen zonnestroom gelijk. De kostprijs van zonnestroom zou dan dalen tot 8 cent per kWh.

Investeringsruimte voor opslag van zonnestroom
Om de financiële mogelijkheden tijdelijke opslag van overtollige zonnestroom uit bestaande installaties na te gaan, kan gedacht worden aan het investeren van het huidige prijsverschil tussen netstroom en zonnestroom, van 9 cent per kWh, in accu’s met een levensduur van 12,5 jaar. Bij een zonnestroomproductie van 3.500 kWh per jaar zou dat een investeringsruimte opleveren van ¤ 2.800. Alleen kostendekkend werken, dus zonder verdienmodel, biedt voor bestaande installaties dus niet veel mogelijkheden voor investeringen in stroomopslag.

Bij een prijsontwikkeling voor netstroom in de richting van 35 cent per kWh zal het verschil in de kostprijs met zonnestroom de komende jaren kunnen oplopen tot 21 cent per kWh. De investeringsruimte voor een opslagsysteem komt dan, bij het handhaven van een verschil van 9 cent per kWh tussen netstroom en zonnestroom, op basis van 26-14 = 12 cent per kWh op ¤ 3.800. Nog steeds geen indrukwekkend bedrag voor investeringen in stroomopslag.

Alleen kostendekkend werken bij een netstroomprijs van 35 cent per kWh, dus op basis van 35-14 = 21 cent per kWh, zou de investeringsruimte kunnen doen toenemen tot ¤ 6.600. Daarmee zal wel het één en ander mogelijk zijn, maar van een verdienmodel is dan geen sprake.

Meer investeringsruimte is mogelijk bij niet alleen een toekomstige stroomprijs in de richting van 35 cent per kWh, maar ook met het beschikbaar komen van superzonnepanelen van 300 Wattpiek per vierkante meter. Met een kostprijs van 8 cent per kWh zou dan met 26-8 = 18 cent per kWh een investeringsruimte ontstaan van ¤ 5.700. In totaal levert dat, bij een investering van ¤ 3.700 + ¤ 5.700 = ¤ 9.400 (eigen geld) en een opbrengst van ¤ 0,08x3.500 = ¤ 280, dan een rendement op van 2,9%. Duidelijk minder dus dan het huidige verdienmodel met salderen oplevert van 4,8%.

Bij kostendekkend werken is met superzonnepanelen op basis van 35-8 = 27 cent per kWh een investeringsruimte van ¤ 8.500 te berekenen. Bij deze maximale investeringsruimte zou dus voor het opslagsysteem voor zonnestroom ruim het dubbele kunnen worden uitgegeven als de ¤ 3.700 voor het superzonnepaneelsysteem zelf.

Waar het nu om gaat is in hoeverre de verschillende berekende investeringsruimten voor de opslag van overtollige zonnestroom invulbaar zijn met commercieel verkrijgbare apparatuur.

Conclusie
Op basis van een de komende jaren te verwachten prijsontwikkeling voor netstroom van 23 cent per kWh naar 35 cent per kWh, alsmede de te verwachten kwaliteitsontwikkelingen van de zonnepanelen zelf, lijken er ook na afschaffing van salderen in 2020 voor kleinverbruikers nog reële mogelijkheden te leveren voor het verdienen van geld aan de productie van zonnestroom.

Los van een verdienmodel voor zonnestroom zonder salderen, zal een opslagsysteem voor zonnestroom leiden tot een grotere onafhankelijkheid van het stroomnet. Het aanschaffen van zonnepaneelsystemen zal dus niet alleen op financiële argumenten hoeven te zijn gebaseerd.

Bij opslagsystemen voor zonnestroom voor kleinverbruikers zal het in de praktijk gaan om stroomopslag in accu’s. Op de technische mogelijkheden hiervoor zal in een vervolg op dit artikel worden ingegaan.

Paul Hagel

« Een schone dag - Uit het Bestuur »